Het idee om de enorme gegevensverwerkingsbehoeften van AI in de ruimte te lanceren – in een baan om de aarde draaiende datacenters die worden aangedreven door zonlicht – heeft de aandacht getrokken, maar blijft stevig in het domein van mogelijkheden op de lange termijn, en niet van de realiteit in de nabije toekomst. Terwijl technologiemiljardairs als Elon Musk en Jeff Bezos binnen tientallen jaren faciliteiten op gigawattschaal in een baan rond de aarde voor ogen hebben, en bedrijven als Google en Nvidia experimenteren met vroege prototypes, staan fundamentele technische hindernissen grootschalige implementatie in de weg.
De AI-vraag en het energieprobleem
De explosieve groei van generatieve AI, geïllustreerd door ChatGPT, heeft een ongekende vraag naar rekenkracht gecreëerd. Dit vertaalt zich niet alleen in enorme ruimtevereisten, maar ook in gigawatts aan energie – genoeg om miljoenen huizen van stroom te voorzien. Technologiebedrijven zijn momenteel sterk afhankelijk van niet-duurzame energiebronnen zoals aardgas, met het argument dat hernieuwbare energiebronnen alleen niet kunnen voldoen aan de schaal of consistentie die nodig is voor betrouwbare AI-operaties. Dit is de belangrijkste drijfveer achter het kijken naar de ruimte: constante toegang tot zonne-energie zonder atmosferische beperkingen.
Het schaalprobleem: het is groter dan je denkt
Het grootste obstakel is niet alleen het lanceren van hardware; het is de enorme omvang. AI vereist vierkante kilometer oppervlakte voor zowel de opvang van zonne-energie als de warmteafvoer. In tegenstelling tot de aarde biedt de ruimte geen lucht voor verdampingskoeling. Alle warmte moet worden afgevoerd, waarvoor massieve radiatorpanelen nodig zijn. Starcloud plant bijvoorbeeld een faciliteit van 5.000 megawatt die 16 vierkante kilometer beslaat: 400 maal de oppervlakte van de zonnepanelen van het Internationale Ruimtestation. Dit is geen klein probleem; het is een fundamentele beperking.
Straling, communicatie en redundantie
Naast schaal biedt de ruimte unieke uitdagingen. Hoogenergetische straling kan berekeningen corrumperen, de prestaties vertragen en constante foutcorrectie vereisen. Voor het in stand houden van betrouwbare communicatie zijn nauwkeurige lasersystemen nodig die gegevens tussen ruimtestations en de aarde uitzenden en daarmee atmosferische interferentie tegengaan. En het samen besturen van duizenden satellieten vereist extreme precisie om botsingen of storingen te voorkomen.
Een veranderend landschap: zal de AI-vraag er zelfs toe doen?
Er is nog een vraag: zal AI nog steeds zoveel rekenkracht nodig hebben als deze op de ruimte gebaseerde oplossingen haalbaar worden? Sommige onderzoeken suggereren dat de AI-capaciteiten kunnen stagneren naarmate de rekenkracht toeneemt, waardoor de toekomstige vraag afneemt. Zelfs als dit gebeurt, kunnen er nog steeds nichetoepassingen zijn voor ruimtedatacentra: het ondersteunen van verkenning van de maan of het zonnestelsel, of het maken van aardobservaties.
Concluderend: hoewel het concept van datacenters in de ruimte overtuigend is, betekenen de praktische realiteit van schaal, techniek en een onzekere toekomst van AI-ontwikkeling dat het een ver vooruitzicht blijft. Het is een uitdaging, geen onmogelijkheid, maar een uitdaging die doorbraken in de materiaalkunde, stralingsafscherming en efficiënte koeling vereist voordat deze levensvatbaar wordt.
































